1. Leer-, lees- en gedragsproblemen

Eén van de oorzaken van leerproblemen is een niet optimaal functionerend visueel systeem. Hieronder volgen een aantal componenten die het leren negatief kunnen beïnvloeden.

Concentratie

Er zijn vier oorzaken van concentratieverlies.

  • Problemen met scherpstellen op leesafstand.
  • Zwakke convergentie (het richten van twee ogen op één punt)
  • Te veel aandacht voor perifere waarneming (meer aandacht voor de informatie uit de periferie of het zijzicht)
  • Te veel aandacht voor details

Lees- en spellingsproblemen 
In de eerste jaren van de basisschool wordt te weinig rekening gehouden met de feitelijke ontwikkeling van kinderen. Dit zijn de basisvaardigheden om te leren leren:

  • een afgerond lateralisatieproces (het besef dat je een linker- en een rechterkant hebt)
  • goede oog-handcoördinatie
  • besef van richting en vormconstante
  • motorvrije perceptie (dingen waarnemen zonder ze beet te pakken)

Ruimtelijk inzicht
Een voorwaarde voor ruimtelijk inzicht is diepte zien. Als je diepte ziet, dan wordt je bewust van de afstand tussen jou en de dingen om je heen. Dit bewustzijn wordt abstract en dan kan je je voorstellen hoe ruimte in elkaar zit. Door dit veel te doen, wordt de voorstelling betrouwbaar en kan je ermee manipuleren (spiegelen, draaien, omkeren en omklappen).

Rekenproblemen

Rekenen leer je eerst concreet op je vingers. Als je ze niet meer nodig hebt, gebruik je je voorstellingsvermogen (visualisatie). In combinatie met ritme en ordening kan je taken gaan oplossen. Bij moeilijkere opdrachten is het noodzakelijk om over een goede automatisering van getallen en reeksen te beschikken. Beperkingen in visuele systeem kunnen leiden tot slechte visualisatieprocessen.

Creativiteit

Het maken van visualisatie en het oproepen van nieuwe associaties leidt tot creatieve processen. Concreet denken en handelen, niet voorstellend, leidt tot stereotype gedrag. We hebben flexibiliteit nodig om goed te leren. Daarvoor is de integratie van alle hersengebieden van belang. Dan is er vrijheid in denken en autonomie in gedrag.

Sociaal-emotionele problemen

Door positieve reacties uit de omgeving blijft de mens zijn aangeboren gevoel van zekerheid houden. Echter, lang niet altijd is de omgeving voorspelbaar en veilig. Je moet dus leren waar te nemen wat er gebeurt om je heen. Door juiste interpretatie hiervan kan je voorkomen dat je negatieve reacties oproept uit je omgeving. Doe je dit verkeerd, dan gebeurt dit juist wél en neemt je gevoel van eigenwaarde af. Hierdoor word je onzekerder en kan je in een negatieve spiraal terecht komen. Het gevoel van onzekerheid en onveiligheid is de bron van ongewenst gedrag, zoals bijvoorbeeld agressie, jaloezie, angst, liegen, pesten, depressie, enz.

2. Algemeen visuele klachten

Hieronder vind je een overzicht van veelvoorkomende visuele klachten. Dit wordt vaak als observatielijst gebruikt, om klachten te inventariseren. 

1 Observatie van de ogen

  • één oog draait weg
  • rode ogen of oogleden
  • ogen tranen te veel
  • korstjes op de oogleden
  • knijpt met de oogleden samen om beter te zien

2 Klachten bij het zien op leesafstand (40cm)

  • hoofdpijn na het lezen
  • brandende ogen na het lezen
  • misselijk of duizeligheid tijdens of na het lezen
  • letters worden wazig tijdens of na het lezen

3 Oogbeweging

  • hoofd draait mee bij het lezen
  • weet vaak niet meer waar hij/zij met lezen is gestopt
  • gebruikt de vinger of een aanwijzer bij het lezen
  • verliest snel de aandacht bij het lezen
  • slaat vaak woorden over
  • herleest of slaat regels over
  • schrijft boven of onder de lijn
  • schrijft onregelmatig
  • begint netjes maar schrijft steeds slordiger
  • heeft problemen met vlakverdeling bij het tekenen

4 Oogsamenwerking

  • klaagt over dubbelzien
  • schrijft letters dubbel in één woord
  • heeft problemen met getallen in kolommen zetten
  • sluit of bedekt één oog bij het lezen
  • houdt het hoofd zeer schuin bij het lezen
  • zit erg scheef bij het schrijven

5 Oog-handsamenwerking

  • moet de voorwerpen aanraken om ze te herkennen
  • onregelmatig schrift
  • heeft problemen met rijen getallen
  • beweegt de andere hand tijdens het schrijven
  • verwisselt rechts en links

6 Waarneming

  • verwisselt herhaaldelijk woorden met gelijksoortig begin of eind
  • schrijft woorden, letters of cijfers in spiegelbeeld
  • moeite met begrijpend lezen
  • fluistert bij het stillezen

7 Scherpstelling

  • buigt het hoofd zeer dicht naar het werk
  • knippert veel met de ogen bij het lezen en het schrijven
  • tracht alle nabijtaken te vermijden
  • maakt fouten bij het overschrijven van het bord
  • maakt fouten bij het overschrijven uit een boek/ schrift
  • wil dichtbij komen om op het bord beter te zien
  • wrijft vaak in de ogen bij het lezen of het schrijven
  • is snel moe; knippert veel om op het bord scherp te zien, nadat nabijwerk werd gedaan

3. Bijziendheid

Bijziendheid is een probleem waardoor we niet goed in de verte kunnen zien. Het ontwikkelt zich in de meeste gevallen op jonge leeftijd en verloopt min of meer progressief tot we volwassen zijn. De afhankelijkheid van een bril of contactlenzen neemt toe naarmate de bijziendheid zich verder ontwikkelt. Dit betekent dat we beperkt worden in ons doen en laten. Gelukkig heeft onderzoek aangetoond dat bijziendheid goed te behandelen is.

Hoe word je bijziend?
Drie belangrijke factoren die bijziendheid bevorderen zijn:

  • Aanleg

De aanleg is een factor die we niet in de hand hebben. Statistieken laten zien dat kinderen met bijziende ouders meer en vaker bijziend zijn, dan kinderen met niet bijziende ouders.

  •  Niveau van visuele ontwikkeling

De visuele ontwikkeling kan door middel van een functioneel optometrisch onderzoek geanalyseerd worden. De analyse vertelt hoe we met visuele informatie omgaan en met hoeveel inspanning dat gepaard gaat.

  •  Visuele inspanning

Als bepaalde functies niet optimaal verlopen leidt dit tot compensatie wat vaak neerkomt op extra inspanning. De visuele inspanning neemt toe wanneer:

  • er niet recht voor het werk wordt gezeten
  • de afstand t.o.v. van het werk kleiner wordt
  • de taken moeilijker worden
  • de tijdsduur van de nabijtaken toeneemt

4. Amblyopie, strabisme en verziendheid

Wat is amblyopie?

Amblyopie (zwakzichtigheid van een van de twee ogen) wordt ook wel een 'lui oog' genoemd. Een verwarrende benaming, want het oog is zeker niet lui. Er is iets mis in de informatieverwerking in de hersenen waardoor de ogen niet optimaal kunnen samenwerken. Amblyopie is het resultaat van die verandering in het visuele systeem. Amblyopie ontwikkelt zich vaak bij strabisme (scheel zien) en verziendheid. Dit gebeurt dan op de kritische leeftijd van 18 maanden, dan is het kind daar zeer gevoelig voor. In andere gevallen ontwikkelt het zich in ieder geval voor de leeftijd van 8 jaar. Amblyopie kenmerkt zich door wazig zien met meestal één of soms twee ogen, wat niet met een bril of lens tot de gewenste sterkte gecorrigeerd kan worden. 

Wat is er aan te doen?
Het onderzoek geeft aan met welke vorm je te maken hebt. Dat bepaalt de voorgeschreven bril en/of visuele training. Omdat het probleem op jonge leeftijd al is ontstaan, kan de behandeling lang duren. Het is dan ook een complex probleem. Wij zijn geen voorstander van het afplakken van het niet luie oog. We proberen het systeem zo snel mogelijk in balans te krijgen en zo veel mogelijk tweeogig te laten functioneren, zodat de informatieverwerking onmiddellijk zal verbeteren. Regelmatige controle zal noodzakelijk zijn om het proces goed te kunnen sturen. 

Wat is strabisme?
De bedoeling is dat beide ogen samen gestuurd worden, zodat ze op dezelfde plek in de ruimte gericht zijn. Dan kan er een enkelvoudig beeld gezien worden en is er de voorwaarde voor diepte zien en plaatsbepaling aanwezig. Indien één van de twee ogen zich op een andere plek richt, zie je een verschil in de beide oogstanden. Dit wordt scheelzien (strabisme) genoemd: één oog staat naar binnen of naar buiten gericht (of boven of beneden). Afgezien van het feit dat het niet 'mooi' kan staan, is er een veel belangrijker probleem: je ziet geen diepte en soms dubbel. Je kan dan afstanden niet goed inschatten en je daardoor onveilig voelen. Om zich toch staande te kunnen houden, gaan mensen dan compenseren. Veelal door te beredeneren hoe de ruimte in elkaar zit, in plaats van dat in één keer te kunnen waarnemen. 

Wat is er aan te doen?
De oogstand kan recht gezet worden door een operatie. Wij kiezen ervoor om een bril voor te schrijven in combinatie met visuele training. Het doel is om de ogen te leren sturen en te laten samenwerken. Dit proces kan veel tijd vergen, omdat er veel aangeleerd zal moeten worden.

Relatie tussen amblyopie en strabisme
Door de afwijkende oogstand bij strabisme is er geen samenwerking mogelijk met de beide ogen. Eén van de twee zal aan het werk zijn en de informatie van dat oog zal door de hersenen herkend en verwerkt worden. De informatie van het andere oog kan worden genegeerd. Hierdoor zitten er minder actieve cellen in dat oog. De waarneming daarvan wordt steeds waziger. Het 'luie' oog ontstaat.

Verziendheid

Bij amblyopie en strabisme komt vaak verziendheid voor. Het betekent dat nabij niet scherp gezien kan worden en een plusbril voorgeschreven wordt. Het kan veroorzaakt worden door een te trage visuele ontwikkeling.